Ent-onderstamproblematiek: van vakkennis tot advies op maat

In de fruitteelt is het enten van bomen een bekende techniek. Maar ook laan- en straatbomen in de bebouwde kom zijn vaak geënt op een andere onderstam. In de meeste gevallen gaat dat goed en worden die bomen probleemloos oud. Maar niet altijd: soms groeit zo’n geënte boom vanaf het begin al niet goed, soms ook gaat het na 30 of 40 jaar ‘opeens’ mis. Boomadviseur Koos Baack over ent-onderstamproblematiek, uitgestelde onverenigbaarheid en waar je als inspecteur alert op moet zijn om het op tijd te herkennen.

De juiste match
Vooropgesteld: meestal gaat het goed, zegt Koos. “Een vuistregel is: hoe nauwer soorten genetisch verwant zijn, hoe groter de kans dat ent en onderstam goed samengaan. Als het niet goed matcht stagneert de sapstroom: je ziet dat de boom vanaf het begin niet goed groeit, klein blijft en uiteindelijk afsterft. In de gemeente Amersfoort bijvoorbeeld staat wel 10% van de zuileiken om deze reden te kwijnen.” Dat is jammer, en vervelend voor de beheerder, maar het is meestal niet gevaarlijk. Wél gevaarlijk is zogenaamde ‘uitgestelde onverenigbaarheid’. “De geënte boom groeit dan in eerste instantie goed, maar na 20 of 30 jaar gaat het alsnog mis op de plek van de ent. Er ontstaat een rotting op de verbindingsplek en uiteindelijk breekt de boom, precies op de verbinding, als een potloodje af”, vertelt Koos. “En het verraderlijke is: dat kan heel snel gaan.”


Resistentie en snel vermeerderen

“Het enten van bomen gebeurt natuurlijk al heel lang”, vertelt Koos, “Maar pas bij de generatie bomen van na de Tweede Wereldoorlog zien we veel ent-onderstamproblemen. Het was de tijd dat iepziekte opkwam. Een remedie daartegen was enten: dan weet je zeker dat je bomen hebt die resistent zijn. Enten is ook een manier om bomen snel te vermeerderen; sommige soorten laten zich niet makkelijk opkweken als zaailing of stek.”


Controle over de eigenschappen

“Met enten heb je ook meer controle over de eigenschappen van de boom. Een zaailing kan op allerlei manieren uitgroeien, maar met genetisch identiek ent materiaal krijg je allemaal hetzelfde type bomen en kun je selecteren op bijvoorbeeld een smalle kroonvorm. Dat geeft een mooi eenvormig beeld – daar hielden we toen van. Er is vanaf die tijd ook heel veel geëxperimenteerd met combinaties van soorten. Na verloop van tijd kom je er achter dat bepaalde combinaties toch niet zo goed werken. Vooral iepen, lindes, zuileiken en moeraseiken staan erom bekend dat ze een grotere kans hebben op uitgestelde onverenigbaarheid.”


Niet goed te voorzien
Een boom die ‘zomaar’ kan afbreken, dat kan tot gevaarlijke situaties leiden. “Het lastige is: het valt niet goed te voorzien”, zegt Koos. “Niet iedere boom krijgt problemen, maar áls een boom problemen krijgt, kan het opeens heel snel gaan. En je hebt het vaak over grote structuren van dezelfde bomen.” Hoe het probleem ontstaat? “Eigenlijk weten we dat niet zo goed”, zegt Koos. “Je kunt het vergelijken met het afstoten van een getransplanteerde nier: dat gaat ook vaak heel lang goed, maar opeens niet meer. We zien wel dat de kans op problemen groter is als je een grote variatie aan onderstammen gebruikt, bijvoorbeeld zaailingen, waarbij je dus minder zicht hebt op de eigenschappen en hoe goed die samengaan.”


Sortimentskennis van belang

Waar je op moet letten? Know your suspects, daar komt het advies van Koos op neer. “Sortimentskennis is heel belangrijk. Weet bij welke soorten je moet twijfelen, en uit welke periode. Van oude iepen weten we dat de ent combinatie uit die tijd goed werkt. Bij de generatie iepen uit de periode 1960-1980 moet je alert zijn. Daarbij zijn soms Japanse soorten ingekruist: resistent tegen iepziekte, maar met meer genetische afstand tot de onderstam. En als onderstam zijn vaak zaailingen gebruikt met een grote genetische diversiteit.”


Tekenen van rotting

Wanneer er in een laanstructuur ‘zomaar’ een boom omvalt of een paar bomen conditieverlies vertonen, moet er ook een belletje gaan rinkelen. Op boomniveau is het dan zaak om extra goed te letten op de eerste tekenen van rotting. Dus altijd kloppen bij bomen van ‘verdachte’ soorten. “Ik heb zelf onderzoek gedaan met een bodemgasmeter, om te kijken of je zo rottingsgassen kunt detecteren. Dat bleek in de praktijk alleen lastig toepasbaar. Ik heb ook weleens gelezen over proeven met een hond, die mogelijk rottingsgeur kan opsnuiven. Maar het ei van Columbus is er nog niet.”


Beheerdilemma’s
Koos’ advies aan een beheerder? “De entplek zit meestal onder het maaiveld. Als je de stamvoet vrij graaft zie je meer, ook aan de wortelstructuur. Bij twijfel is een trekproef een optie, of nader onderzoek. Maar het is soms een lastig dilemma. Stel, je hebt een grote structuur van zilverlindes met veel uitval. Wat doe je dan met de andere bomen die er goed bijstaan en (nog) geen symptomen vertonen? Maak je een vervangingsplan voor alle bomen? Controleer je extra? Dat advies is maatwerk dat van allerlei factoren afhangt, en waarover de beheerder uiteindelijk moet beslissen.”

En voor de toekomst? “Voor veel iepen wordt al een vervangingsplan gemaakt. Het enten raakt ook een beetje uit de mode. Steeds meer bomen, ook iepen, worden nu op eigen wortel vermeerderd. Daarbij gaan we niet meer voor eenvormige structuren van allemaal dezelfde bomen, tegenwoordig zien we meer het belang van diversiteit. Op termijn zal het probleem zich waarschijnlijk  vanzelf oplossen.”